LAURENTIUSKERK GINNEKEN
Ginneken wilde samen met Chaam een predikant, maar men werd het niet eens over onder andere waar deze predikant moest wonen en waar hij het meest zou preken.
Bepaling van het oudste gebedshuis voor de Hervormde Gemeente Ginneken werd gevonden in 1610. Er wordt gesproken over de verkoop van een boerderij genaamt “Sint Cathelijnen Hoeve” De ligging van dit perceel als ‘bij de oude parochiekerk St Laurentius’, de huidige kerk. In de zomer van 1610 brandde de hoeve af.
In 1614 is het perceel herbouwd en een van de schuren werd ingericht als bedehuis voor de hervormden. Toen de gezamenlijke predikant met Chaam werd verroepen naar ‘Gravenmoer zat ook Ginneken weer zonder.
“Katholiek Ginneken kon haar achterstelling niet verkroppen. Ulvenhout en Bavel hadden vóór 1750 ieder een eigen kerkschuur. Ulvenhout had zelfs sedert 1792 al een echte kerk gebouwd. Bavel had in 1809 zijn oude torenkerk teruggekregen. En Ginneken.... had niets. Wel hadden de Katholieken van Ginneken op 19 Juni 1798 bij de Gemeente een verzoek ingediend om de oude Laurentiuskerk te naasten. Daarop werd de kerk getaxeerd op 9100.—. Maar de predikant weigerde het verzoek van het Gemeentebestuur om het aantal zielen op te geven en een minnelijke schikking te treffen. Dan verzochten de Katholieken een schikking volgens de Wet. De municipaliteit zond dit request op 17 Oktober 1798 door aan het Uitvoerend Bewind in Den Haag. Maar onderwijl hadden enige Katholieken zelf weer een spaak in het wiel gestoken; deze waren vermoedelijk uit Ulvenhout, en bevreesd om hun kerkte verliezen, gaven zij een verklaring af aan den Gereformeerden Kerkenraad, waarbij zij op 15 Juni 1798 afzagen van alle aanspraak op de kerk.
Nog- tot 1834 duurde het, eer Ginneken nogmaals de stoute schoenen aantrok en bij de Hervormde Kerkenraad aanklopte, om de oude Laurentiuskerk over te nemen. Maar het antwoord luidde kort en krachtig, dat de Hervormden niet konden treden in dit verzoek tot overgave van de kerk. Toch waren er in 1665 slechts vier protestantse huisgezinnen tegen 1100 katholieke communicanten in Ginneken; en de verhouding was bijna twee eeuwen later nog weinig gewijzigd, want bij de aanvrage in 1834 stonden er 1200 katholieken in Ginneken tegenover slechts 50 Protestanten, die bovendien hun kerk niet konden onderhouden, waarom deze oude kerk in zeer gehavenden toestand verkeerde, zóó betoogden de kath. Ginnekenaren in hun request aan Den Haag. Zij wilden de kerk overnemen voor f3000. ofwel een meer geschikt bedehuis voor de Hervormden bouwen.
Ten slotte had dus èn de weigering van Ulvenhout in 1783—92 om de kerk in de kom van Ginneken te bouwen, èn de weigering der Hervormde Gemeente in 1834 tot overdracht der oude Laurentiuskerk, nog dit goede gevolg, dat het een al te grote parochie-gebied in twee deelen werd gescheiden en er twee kerkdorpen uit groeiden. En vervolgens dat de oude Laurentiuskerk als monument uit oude tijden is bewaard gebleven, want.... ware ze overgegeven, dan had zij toch tussen 1880 en 1920 voor een nieuwe grootere kerk moeten wijken.
Evenals de schuurkerk inde Zandbergen omstreeks den aanvang van de tweede helft der 16de eeuw een centrum voor Protestants-christelijk leven in gemeentelijk verband voor de Bredase Hervormden en Luthers werd, bewees naderhand de zg. preekeik op den Bieberg voor Hervormde ingezetenen van Ginneken en Bavel vermoedelijk dezelfde diensten. Doch het duurde nog vele jaren, eerdat Ginneken zijn eigen Hervormde gemeente kreeg. Aanvankelijk kerkten de Hervormden en de enkele Lutherschen van hier te Breda, doch bij den aanvang der 17de eeuw werd inde Bredase classis der Hervormde kerk al spoedig combinatie van de Hervormde gemeente te Ginneken met die van Chaam overwogen. In Mei 1618 of kort voordien blijkt dan ook inderdaad die combinatie van beide kerkelijke gemeenten tot stand te zijn gekomen en tot 1641 werd deze verhouding bestendigd. Haar gemeenschappelijke predikanten in die perioden waren Ds. Paulus Hoen van Hoebroeck (1613—’18), Ds. Cornelis Lanius (1618—’19), Ds. Christianus Falconarius (1621—’26), Ds. Henricus Mispelblom (1627—’39) en Ds. Nathanaël Rhombius (1639—’41). Eindelijk, na veel vruchteloze verzoeken aan synoden en classis van Breda, wist de actieve Bredase predikant en theologisch hoogleraar aan de Illustere School aldaar, Ds. Lodewijk Renesse, het zoover te krijgen, dat ingevolge het besluit van den Raad van State d.d. 13 Maart 1641, gehoord het advies van de genoemde classis en met bijzondere instemming van den Prins van Oranje, Frederik Hendrik, als Baron van Breda, de Ned. Herv. gemeente van Ginneken zelfstandig werd verklaard met recht om voortaan een eigen predikant te hebben, die in Ginneken zou moeten wonen. De eerste predikant dezer gemeente als zodanig werd Ds. Johannes Losecatius, die zich zeer actief heeft betoond, om ondanks die korte ambtsperiode, in 1650 overleed hij reeds —, de jonge gemeente tot grote bloei te brengen. In niet mindere mate geldt zulks ook van Losecatius’ opvolger Ds. Theodorus van Eijll (1650—’72), het type van den echten dorpspredikant dier dagen, voor wie niets te veel was wanneer het de behartiging van de belangen zijner kerk en gemeente betrof. Intussen was de tusschen 1630 en ’4O opnieuw herbouwde parochiekerk van den H. Laurentius te Ginneken, alsmede die te Bavel in 1648 aan de Hervormde gemeente voor haar eredienst toegewezen, hetgeen om begrijpelijke redenen aanvankelijk de verhouding Russchen beide gezindten inde gemeente allerminst ten goede kwam. Wel deed Ds. van Eijll van zijn kant alles, om de verstandhouding zoo goed mogelijk te doen zijn en ook op het eigen terrein van het kerkelijk en godsdienstig leven in zijn gemeente spreidde hij een bewonderenswaardige activiteit ten toon, die voor zijn pastoralen arbeid rijke vruchten afwierp. De gemeente nam in ledental aanzienlijk toe. Het kerkgebouw met zijn vele, destijds fraai gebrandschilderde ramen en wapenborden was voor een dorpsbedehuis inderdaad te pompeus aangekleed, doch naar den smaak der meeste kerkgangers van die dagen had men algemeen voldoening van het interieur der kerk, terwijl ook innerlijk en uitwendig vaneen opgewekt godsdienstig en kerkelijk leven zonder overdrijving sprake kon zijn.
In den Fransen tijd, toen Ds. Reinier van den Broek (1792—1794) en Ds. Jacobus Christianus Hirschig (1794 1818) achtereenvolgens de Hervormde gemeente van Ginneken dienden, kwamen er voor korten tijd eenige strubbelingen voor tusschen de beide bestaande gezindten ter plaatse over de teruggave der geconfisqueerde kerkgebouwen met hun bezittingen, doch nadat wel de parochiekerk van Bavel in 1809 aan de Roomsch-Kaholieken aldaar was teruggegeven, de toren van deze kerk werd in of kort na 1859 door de burgerlijke gemeente afgestaan —, en die van Ginneken daarentegen voor den Hervormden eredienst bleef bestemd, werd inden bestaande toestand berust en werden de geschillen van weerskanten allengs vergeten. Ook de burgerlijke gemeentewas gedurende vele jaren der 19de eeuw partij in dit geschil dooreen onverkwikkelijke toren- en klokkenkwestie, waarvoor in het midden der vorige eeuw eindelijk eveneens een gelukkige oplossing werd gevonden.
Tot de predikanten, die daartoe onverpoosd hebben meegewerkt, behoorde vooral Ds. F. Roscam Abbing (1832—1870), die als zodanig Ds. Adrianus Christiaanse (1819—1832) was opgevolgd. Vooral eerstgenoemde stond pal voor de verdediging van de rechten zijner gemeente en haar kerk. Diens opvolger Ds. P. J. Roscam Abbing (1871—1875), Ds. D. Wielandt (1875—1879), Ds. P. Peter (1880—1885) en Ds. F. W. Stutterheim (1886—1916) waren successievelijk de voorgangers van den huidige predikant Ds. B. ter Haar Romeny (1916 heden). Deze moest door zijn streven naar een meer waardige en devote liturgie in overeenstemming met het zuivere karakter van den Protestantse eredienst als vanzelf aandringen op verfraaiing van het oude 17de eeuwse kerkgebouw en om die reden getroostte hij zich voor de restauratie er van, achtereenvolgens in 1934 en 1939/’4O tot stand gebracht, ook met steun van de burgerlijke gemeente, met de samenwerkende kerkelijke colleges van beheer en bestuur buitengewoon veel moeite en arbeid. Door dit alles, een soort renaissance van het Protestantse gemeente- en geestesleven te Ginneken gedurende de laatste decennia van deze eeuw is er een uitwendig fraai kerkgebouw ter plaatse ontstaan, beantwoordende aan de godsdienstige behoeften vaneen grote en trouwe gemeente, waaronder een opgewekt religieus leven heerst. Dat is ook af te leiden uit de vele verenigingen en instellingen van kerkelijken en semi-kerkelijken aard, welke uit deze gemeente zijn voortgekomen en naast de kerk een zelfstandig bestaan leiden. Zoo werd in September 1928 de Dr. de Vissersschool geopend, de eerste bijzondere school op Hervormden grondslag in deze gemeente, riant gelegen aan Mark en Lei met groote speelplaats en thans al door meer dan 200 leerlingen bezocht, over zeven klassen verdeeld. In het perceel Rozenlaan 11, eigendom der diaconie van de Ned. Herv. gemeente, is sinds het laatst der vorige eeuw een Protestantsch-Christelijke Bewaarschool, thans kleuterschool, gevestigd, die in 1933 geheel werd gerestaureerd. Daarnaast is tevens een paar jaar geleden een geheel nieuwe, neutrale kleuterschool opgericht, tot dusverre gevestigd inde Julianastraat. De Vereniging voor Protestants Geestelijk Leven in de wandeling P. G. L. genoemd —, die nu al langer dan 15 jaar bestaat, is inde Hervormde gemeente van Ginneken te beschouwen als de moedervereniging van diverse clubs, corporaties en verenigingen, die een sociaal, filantropisch of cultureel doel nastreven op godsdienstige grondslag, elk op zijn of haar terrein: Vereeniging voor In- en Uitwendige Zending; Vereniging voor Wijkverpleging; Zondagsschool voor oudere en jongere kinderen; Christelijke Zangvereniging: Looft den Heer; Letterkundige Club; Christelijke Jongemannen-Vereeniging: Samuel; Martha-Krans; Jongens-vereniging J.T.D.; Meisjes-vereniging: A.d.a.t.; Meisjes-vereniging: Sursum Corda (ouderen); Naaivereniging: Helpt Elkander, enz. Ook organiseert dezelfde P.G.L. gemeente-avonden, zendingsbijeenkomsten, lezingen en andere vergaderingen tot leering en stichting.
Huize „De Werve”, geopend in het najaar van 1929, is een tehuis voor ouden van dagen geworden, dat voorzag inde behoeften van hen, die verzorging, verpleging, huisvesting of woongelegenheid nodig hebben en als gevolg van hun gevorderden leeftijd, lichamelijken of geestelijken toestand daarvoor persoonlijk niet al te best meer kunnen zorgen. Het is een stichting buiten kerkelijk verband,doch die wel haar ontstaan heeft te danken aan het initiatief van den kerkenraad der Ned. Herv. gemeente te Ginneken, in verband waarmee in het bestuur dan ook de kerkvoogdij en kerkenraad zijn vertegenwoordigd, terwijl buiten die colleges staande lidmaten der Hervormde gemeente eveneens deel van het bestuur van „De Werve” kunnen uitmaken. Huize „Mariëndal”, dat men in verschillende hfst. van dit boek zal tegenkomen, o.m. als een riant buiten uit de 19de eeuw en naar veler oordeelde meest geschikte plaats voor een nieuw raadhuis der gemeente, gelijk architect Valk dat zoo fraai heeft ontworpen en in tekening gebracht, is in 1933 door de stichting „Huize Mariëndal” aangekocht, met de bestemming, om het in te richten voor Protestants jeugdcentrum, verder in het zomerseizoen het te laten exploiteren als jeugdherberg van de Nederlandse Jeugdherberg-centrale, en ook om het te gebruiken voor werkkamp ten behoeve van jeugdige werklozen, conferentie-oord, voor lezingen, tentoonstellingen enz. De ligging er van leent zich uitstekend voor een en ander als eender mooiste punten van Ginneken schuin tegenover het badhotel Wörishofen met het gezicht op de Duivelsbrug enerzijds en het kasteel Bouvigne anderzijds, te midden vaneen groten tuin aan de Mark. Reeds werd die tuin bewerkt door werklozen uit de werkkampen, welke er op initiatief van Rotary Holland zijn georganiseerd. Door den oorlog en de daarmee samenhangende omstandigheden moesten echter verder strekkende plannen tot dusverre onuitgevoerd blijven. Door verbouwing, centrale verwarming, bouw vaneen blokhut op een deel van het terrein e.d. werken werd het huis reeds geschikt gemaakt voor opname van honderd personen en ineen circulaire werd de bestemming er van voor het heden als volgt omschreven: „Huize Mariëndal opent zijn deuren voor elke vereniging, die het Protestants geestelijk leven stimuleert”.