LAURENTIUSKERK GINNEKEN
Om over onze kerk te vertellen, vertellen we eerst iets over het dorp Ginneken. Een heerlijkheid in de Baronie van Breda. Weet u bijvoorbeeld wat de naam ‘Ginneken’ betekend? Hiervoor zijn twee uitleggen:
Ginneken, komt volgens dhr Cuypers van Velthoven van gijn, ghijn, gein doorwaadbare plaats, gang, heirbaan (over de Mark) naar het Zuiden en Westen, of bij Boeimeer, Leike, Duivelsbrug of meer naar ’t Zuiden. Genge, Genke = gang, loopbaan. De oude schrijfwijze: Gynneke, ’t Ginneke(n) wijst ook hierop en dhr J. R. W. Sinninghe (Noord-Brabants Sagenboek, 142) schrijft, echter zonder nader bewijs: Ginneken betekent: klein bruggetje
Wikipedia zegt: De oorsprong van de naam 'Ginneken' is volgens Belgische etymologen oud en dateert waarschijnlijk uit de Gallo-Romeinse periode. Het achtervoegsel /-eken/ gaat terug op het Latijnse /-iacum/. Het naamdeel /Ginn-/ is terug te leiden tot een Keltische persoonsnaam Gimmo of Geminius.
'Ginneken' betekende dus oorspronkelijk: 'domein van Gimmo/Geminius'.
Wanneer de eerste bewoners het dorp precies gesticht hebben is niet te zeggen. Het dorp ligt in die tijd op ongeveer twee kilometer ten zuiden van Breda. Er staan dus boerderijen in het landschap. De Mark was natuurlijk een goede bron van water voor de landerijen, doch pas in het jaar 1611 werd de eerste brug over de rivier aangelegd. Hiervoor was er een doorwaadbare plaats welke mogelijk gelegen heeft waar we nu de brug in de Cartier van Disselstraat vinden.
De naam Ginneken ontmoeten we het eerst in het testament van Godevaert van Breda in 1246, wanneer hij aan zijn pachter de tienden van Ginneken kwijtscheldt. Over een eigen kapel wordt nog niet gesproken. Toch zal die er spoedig gekomen zijn, want de bevolkingsaangroei was groot en de afstand naar Gilze te ver. Bovendien was de pastoor van Gilze veelal afwezig, zoals blijkt uit het feit dat de abdis in 1261 den residentie plicht moest inscherpen en dit in 1265 zelfs door een eed moest laten waarborgen. Omdat er in die tijd nog geen behoorlijk aangelegde wegen waren, werd in 1261 de kapel van Ginneken verheven tot een zogenaamde halve kerk, waaraan meer rechten en faciliteiten waren verbonden. Hierin ligt dus een bewijs dat die kapel er al enigen tijd stond.
Wanneer in 1299 de inkomsten van de abdis, het kapittel en den pastoor van Gilze worden vastgelegd, blijkt Ginneken nog geen dorp te zijn, maar slechts de samenvatting van verschillende gehuchten.
In 1316 worden Ginneken en Bavel opgericht tot zelfstandige doopkerken, en wordt met nadruk verklaard, dat beide reeds voldoende goederen bezaten en inkomsten genoten om hun eigen huishouden te doen.
“Zo werd Ginneken een kruispunt van drie wegen of een knooppunt van zes wegen: van Gilze naar Sprundel; van Galder naar Heusdenhout; van Hoogstraten naar Breda. De brug over de Mark bij Ginneken is dus van ouds een voornaam kruispunt. Nu wordt het ons ook duidelijk, hoe de Ginnekensche markt, de oude kerk en de brug zo dicht bijeen liggen. Waarom dit punt van belang was? Och, zo kon de Thornsche abdis op en over haar eigen gronden alle bijkerken en hoeven bereiken. Bovendien werd de Ginnekensche kerk zoveel mogelijk noordwaarts gebouwd, kort tegen Breda, opdat deze kerk een absoluut bewijs van Thorn’s grondbezit en jurisdictie zou vastleggen tegenover de adellijke heren van Breda.”
Het kan lastig zijn om de geschiedenis van de kerk steeds in de goede chronologische volgorde te vertellen. Soms zal het nodig zijn of een sprong terug in te tijd de nemen en teksten te herhalen om duidelijk te maken wat bedoeld wordt. Verschillende onderwerpen kennen misschien een verschillende versie van hetzelfde vertelde.
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​